De familie van Alphen rondom opoe voor de Knipstraat 20, zelf woonde ze aan de overkant op huisnr. 27

 

Opoe van Alphen was erelid van de buurtvereniging J.V.A. 

Haar tomeloze inzet werd bekroond met het erelidmaatschap.

Onderaan deze pagina foto's van de huldiging en rijtuigtoer door de stad.

J.W. van Alphen

 

Een kus voor de Bus en een hemelstoel voor de chauffeur

 

Een waar gebeurd verhaal.

 

 

 

Jarenlang reisde ik iedere dag met de bus hetzelfde traject.

 

Elke dag op dezelfde tijd ‚s-middags en ‚s-avonds.

 

En elke dag stapte er bij de eerstvolgende halte een bejaarde vrouw in, een echte gezellige volksvrouw. Ze sjouwde een grote tas mee waarin (naar ik later hoorde) boodschappen zaten die zij voor haar bedlegerige dochter gedaan had en bij wie zij dan de rest van de dag en de avond doorbracht.

 

Aan het eind van de avond werd zij dan prompt op dezelfde tijd door haar schoonzoon voor de terugrit naar de bus gebracht. Door het dagelijks heen en weer reizen van dezelfde route kende zij alle chauffeurs die de bus bestuurden. En de chauffeurs kenden haar ook.

 

“Ha jochjo”, groette ze dan: “daar gaan we maar weer”. De chauffeurs zeiden dan soms plagend: “Je bent weer laat, Opoe!” of (hoewel ze best wisten waar ze geweest was) “Lekker op sjouw geweest, Opoe?”.

 

Iedereen noemde haar “Opoe”. Dat was ook geen wonder. Met haar donkere kleren, een beetje gebogen en haar haar in een knotje dat onder een sjaaltje met wat haarspelden op zijn plaats werd gehouden, was zij ook het geijkte voorbeeld van een ouderwetse Opoe. Maar wel een vrolijke Opoe. Zij vermaakte soms alle passagiers in de bus met haar druk gekwek. Als er kinderen in de bus kwamen zochten ze gauw een plekje bij Opoe die gezellig met hen kon praten en altijd wel een snoepje voor ze bij zich had.

 

Op een middag zat er zo’n typisch straatjochie met haar te redeneren toen er een oude heer de bus instapte en om zich heen keek voor een zitplaatsje. Daar er geen een vrij was bleef hij maar staan en ging er een paar haltes verder weer uit. Toen hij weg was zei Opoe: “Zeg Sjorsie, je had best even kunnen opstaan voor die oude meneer”. Sjorsie haalde met luid geslurp de pier die uit zijn neus ontsnapt was weer veilig naar binnen en zei parmantig: “Dan had ie het maor fesoenlijk moeten vragen!” De mensen in de bus grinnikten om dat brutale antwoord.

 

Dagen gingen voorbij, zelfs jaren en Opoe begon met het ouder worden steeds slechter te lopen en kon zonder hulp niet meer in de bus stappen. Toch klaagde zij niet en bleef opgewekt. Menig chauffeur bleef wel wat langer wachten net het wegrijden bij haar halte. Heel dikwijls stopten ze ’s-avonds tussen twee haltes om Opoe eruit te laten met de smoes van: “En nou eruit Opoe, je bent veel te lastig”. Dat deden ze dan om haar wat minder ver te laten lopen.

 

Toch moest er een eind aan komen. Toen ze op een avond weer kwasie de bus uitgegooid werd zei ze tegen de chauffeur: ”Het gaat niet meer jochie. Dit is de laatste keer dat ik naar mijn dochter geweest ben. Het heeft toch al lang mogen duren. Alleen dankzij jullie en de bus”. Zij gaf hem twee sigaretten en zei: ”Nogmaals bedankt. Het allerbeste met jullie, want jullie hebben aan mij een stoel in de hemel verdiend”. Vol medelijden keek de chauffeur het weg strompelende oude mensje na en dacht: Wat een moedige vrouw!

 

Een half jaar later overleed Opoe in een rusthuis aan een hersenbloeding.

 

 

       
       
 

 

                                  KUS DE BUS

 

 

 

 

 

Betreft Opoe van Alphen-Berkhof                                Geschreven door Pa